Doordenkvragen
Bekijk zonodig de videofragmenten nog een keer.
1. Op welke momenten komen de kinderen echt los? Waar zou dat door komen?
2. Hoe gaat deze leerkracht om met een wat stillere leerling? (Zie fragment 2). Welk soort vragen stelt ze? De leerkracht heeft bij deze leerling het gesprek kort gehouden. Waarom zou ze dat gedaan hebben?
3. Welke verschillende soorten vragen stelt de leerkracht? Orden deze naar moeilijkheidsgraad en beargumenteer dit.
Kennisbasis taaldidactiek
Kennisvragen
1. Welke vier spreekdoelen kan een spreker voor ogen hebben? Welke daarvan komen in dit kringgesprek aanbod?
Klik hier voor het antwoord op vraag 1.
2. Eén van de sociale taalfuncties is ‘structureren van het gesprek’. Geef drie voorbeelden waarin de leerkracht het gesprek structureert.
Klik hier voor het antwoord op vraag 2.
Didactiekvragen
1. Wat kun je zeggen over groeperingsvormen bij mondelinge taalvaardigheid? Wat is de ideale groepsgrootte en groepssamenstelling bij kringgesprekken?
2. Noem - naast dit kringgesprek met de vertelstoel- enkele andere gespreksvormen voor mondelinge taalactiviteiten bij kleuters.
3. Geef van ieder van de drie taalontwikkelende interactievaardigheden een voorbeeld uit dit kringgesprek.
Kriskras door de kennisbasis
In het eerste fragment is een voorbeeld te vinden van incidentele woordenschatuitbreiding. Om welk stukje uit het fragment gaat het hier?
In de praktijk
1. Observeer een kringgesprek van je mentor. Gebruikt je mentor een specifieke werkvorm of routine, zoals bijvoorbeeld de vertelstoel, om kinderen iets te laten vertellen over eigen ervaringen? Worden de andere kinderen erbij betrokken?
2. Organiseer een kringgesprek met een klein groepje leerlingen in jouw stageklas. Hoe ga je zorgen voor betrokkenheid bij de leerlingen? Denk van te voren na over: het onderwerp, eventuele materialen, duur van het gesprek, het soort vragen, doorvragen, manier om ruimte te scheppen, manier van feedback geven, zorgen voor oprechte interesse, etc.
3. Bereid een kringgesprek voor en formuleer voor jezelf een leerdoel op het gebied van taalontwikkelende interactievaardigheden. Voer de activiteit uit. Laat je mentor een observatieformulier invullen of maak een video-opname en observeer je eigen leerkrachtgedrag. Formuleer daarna een nieuw aandachtspunt voor jezelf.